Wettelijke basis
De wetgeving over het verzwaard risico trad in werking op 1 januari 2009. De verplichting gaat terug op de Arbeidsongevallenwet (art. 49bis) en het bijhorende uitvoeringsbesluit: KB van 23 december 2008 over de uitvoering van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 (BS van 30 december 2008). Deze wetgeving is reeds verscheidene malen bijgesteld (zie tabel) maar de basisprincipes zijn behouden.
Verzwaard risico?
De definitie van een verzwaard risico staat vermeld in art. 49bis van de Arbeidsongevallenwet. Er is sprake van een 'onevenredig verzwaard risico' wanneer gedurende de observatieperiode de frequentie en de ernst van de ongevallen de grens overschrijden. De frequentie en de ernst van de ongevallen op de weg naar of van het werk worden niet inbegrepen.
Deze definitie wordt verder vervolledigd in het uitvoeringsbesluit van 2008. Om te bepalen of er al dan niet een verzwaard risico is, worden de arbeidsongevallen bekeken over een periode van drie jaar, voorafgaand aan de vaststelling en vergeleken met de gemiddeldes van de sector en alle privébedrijven (zie kader).
Bepaling van een verzwaard risico Het is een verzwaard risico indien: - in de onderneming de risico-index op jaarbasis in het laatste kalenderjaar en in een ander kalenderjaar van de observatieperiode minstens tweemaal de risico-index van de activiteitensector waartoe de onderneming behoortbedraagt en minstens vijfmaal de risico-index van de privésector; én - er in de loop van deze beide kalenderjaren minstens twee arbeidsongevallen gebeurden en minstens zes in de loop van de observatieperiode. Risico-index = - Frequentie = het totale aantal arbeidsongevallen dat werd geregistreerd in de loop van de observatieperiode, vermenigvuldigd met vier;
- Ernst = het aantal ten gevolge van arbeidsongevallen werkelijk verloren kalenderdagen (beperkt tot 120 dagen per arbeidsongeval). Observatieperiode: een periode van drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin Fedris de vaststellingen doet. Activiteitensector: is bepaald door de NACE-code van de werkgever, beperkt tot vier cijfers. Indien de sector minder dan tien ondernemingen of minder dan duizend voltijdse equivalenten telt, dan wordt de NACE-code tot op drie cijfers beperkt. |
Wie moet betalen?
De preventiebijdrage is verschuldigd door de onderneming die een onevenredig verzwaard risico heeft laten optekenen. In 2009 werd de bijdrage voor het eerst gevorderd van 100 bedrijven. In 2010 is dit opgetrokken naar 150 en in 2011 naar 200. De lijst van 200 bedrijven wordt jaarlijks opgemaakt vóór 30 november door het Federaal agentschap voor beroepsrisico's (Fedris), dat de informatie doorgeeft aan de arbeidsongevallenverzekeraar en/of het preventie-instituut.
Sinds 2019 kan de opvolging van de ondernemingen met een verzwaard risico ook gebeuren door een preventie-instituut indien het instituut hiervoor werd aangewezen door het paritair comité van de betrokken sector en hiervoor een aanvraag werd gedaan bij het beheerscomité voor de arbeidsongevallen van Fedris. Na de positieve beoordeling door het beheerscomité zorgt het preventie-instituut voor de opvolging van de ondernemingen met een verzwaard risico in de betrokken sector. Dit is met name het geval voor de bouwsector (preventie-instituut Constructiv) en de houtsector (preventie-instituut Woodwise).
Wanneer wordt de onderneming verwittigd?
De arbeidsongevallenverzekeraar of Fedris als een preventie-instituut werd aangesteld, verwittigt de onderneming binnen de 30 dagen (dus ten laatste op 30 december) over de vaststelling van het verzwaard risico. De verwittiging wordt uitgestuurd met een aangetekend schrijven met de vermelding waarom de bijdrage verschuldigd is (berekening) en hoeveel de bijdrage bedraagt.
Hoeveel bedraagt de bijdrage?
De preventiebijdrage wordt berekend op basis van het aantal voltijdse equivalenten. De bijdrage bedraagt 3.000 euro (basisjaar 2008, vermeerderd met aanpassing van de index) voor de ondernemingen met minder dan 50 voltijdse equivalenten en wordt verhoogd met 2.000 euro per bijkomende schijf van 50 voltijdse equivalenten. Het maximum bedraagt 15.000 euro.
Dit verschuldigde bedrag wordt geïnd door de arbeidsongevallenverzekeraar of Fedris als een preventie-instituut werd aangesteld.
Betalen voor preventie
Het betaalde bedrag is geen boete maar een preventiebijdrage. Dat betekent dat het geld gebruikt wordt om een actieplan op te stellen met concrete preventiemaatregelen. Het actieplan bevat een analyse van de oorzaken en de omstandigheden van de arbeidsongevallen, concrete aanbevelingen en een voorstel van tijdsschema. De werkgever is verplicht om de interne dienst, de externe dienst en ook het comité op de hoogte te brengen van de inhoud van het actieplan en de voorgestelde maatregelen.
Over de voorgestelde maatregelen en de naleving door de werkgever wordt ook een verslag opgemaakt door de verzekeraar of het preventie-instituut dat voorgelegd wordt aan Fedris. Fedris stelt deze informatie ook ter beschikking van Toezicht welzijn op het werk.
Bezwaar
Een onderneming die meent dat ze ten onrechte op de lijst van verzwaard risico terecht gekomen is, kan hiertegen een bezwaar indienen. De redenen hiervoor zijn onder meer dat de arbeidsongevallen samenhangen met activiteiten die sterk verschillen van de ondernemingen in de sector of dat de onderneming kan aantonen dat ze de nodige preventie-inspanningen levert (art. 4/1 ingevoerd door het KB van 10 oktober 2021).
Tabel - Overzicht wettelijke bepalingen verzwaard risico
Wettelijke basis |
---|
Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 (BS 24 april 1971), art. 49bis |
Art. 49bis ingevoerd door de wet van 13 juli 2006 houdende diverse bepalingen inzake beroepsziekten en arbeidsongevallen en inzake beroepsherinschakeling |
Gewijzigd door de wetten van 03-06-2007, 14-04-2011, 21-12-2018, 28-02-2022, 17-03-2022, 13-11-2023 |
Uitvoeringsbepalingen |
---|
| uitvoering van de bepalingen van art. 49bis van de arbeidsongevallenwet |
Gewijzigd door |
KB van 23 november 2010 (BS 26 november 2010) | wijziging aan de berekeningswijze van een verzwaard risico |
KB van 30 november 2011 (BS 7 december 2011) | invoering van de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen de beslissing van een verzwaard risico en de praktische modaliteiten om het beroep aan te tekenen |
KB van 4 december 2012 (BS 11 december 2012) | invoering van de precisering dat bij een onderneming waarbij het 1ste en het 2de jaar volgend op de 1ste vaststelling van een verzwaard risico, niet opnieuw een verzwaard risico kan vastgesteld worden |
KB van 25 november 2015 (BS 27 november 2015) | wijziging aan de berekeningswijze van een verzwaard risico |
KB van 19 september 2019 (BS 2 oktober 2019) | de opvolging van de ondernemingen met een verzwaard risico kan ook gebeuren door preventie-instituten die daarvoor aangewezen worden door het paritair comité. Dit geldt m.n. voor de bouw- en de houtsector, resp. Constructiv en Woodwise. |
KB van 10 oktober 2021 (BS 18 oktober 2021) | aanpassing van de definitie (minstens tweemaal de risico-index van de activiteitensector ipv minstens driemaal de risico-index van de activiteitensector) omschrijving van de redenen om een bezwaar in te dienen (art. 4/1) |
KB van 26 november 2023 (BS 6 december 2023) | verduidelijkingen over de betaling van de bijdrage (aan Fedris indien een preventie-instituut werd aangesteld) |