Rookwet 2009
De wet van 22 december 2009 betreffende een regeling voor rookvrije plaatsen en ter bescherming van de bevolking tegen tabaksrook (BS van 29 december 2009) bevat een algemeen rookverbod op publiek toegankelijke gesloten ruimtes. Slechts in een aantal strikt omschreven gevallen kan een duidelijk afgebakende rookzone of een rookkamer geïnstalleerd worden.
De wet bepaalt ook het recht op een rookvrije werkplek. De wetgeving voorziet dat de werkgever kan beslissen om een rookkamer in te richten maar dat is geen verplichting. Voor de inrichting van een rookkamer is het voorafgaandelijk advies van het comité vereist. Ook stelt de wet dat deze rookkamer afdoende verlucht moet zijn of voorzien moet worden van een rookafzuigsysteem dat de rook afdoende verwijdert. Verder zegt de tekst ook ‘De Koning bepaalt de bijkomende voorwaarden waaraan de rookkamer dient te beantwoorden’.
KB
Begin 2010 verscheen het KB van 28 januari 2010 ‘betreffende de vaststelling van de voorwaarden van het rookverbodsteken en van de installatie van een ventilatiesysteem’ (BS 11 februari 2010). Rookkamers op het werk vallen echter niet onder het toepassingsgebied van dit besluit. In de aanhef van het KB wordt enkel gesproken over ‘de installatie van een ventilatiesysteem in voor het publiek toegankelijke plaatsen en is het KB enkel ondertekend door de minister van Volksgezondheid, niet door de minister van Werk. Dit KB legt enkel de voorwaarden vast voor het ventilatiesysteem en de verluchting in de rookkamers:
-in zones waar gerookt mag worden in de afgesloten drankgelegenheden die geen deel uitmaken van sportruimtes
-in de rookkamers van gesloten plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek.
Rookkamers in werkplaatsen vallen dus onder geen van beide omschrijvingen. Op basis hiervan kan dus geconcludeerd worden dat de bepalingen van dit KB niet van toepassing zijn op rookkamers op het werk.
In de praktijk
Bij gebrek aan een duidelijk uitvoeringsbesluit passen werkgevers die een rookkamer willen installeren op het werk dus best de algemene beginselen uit de welzijnsreglementering rond luchtverversing, verlichting en temperatuur op de arbeidsplaatsen toe. Dit betekent ook dat ze voorafgaand een risicoanalyse moeten uitvoeren en de aanwezige risico’s tot een minimum moeten beperken door middel van preventiemaatregelen. Bij de inrichting van een rookkamer is het belangrijk om er rekening mee te houden dat het algemene principe van de wetgeving “recht op een rookvrije werkplek” primeert; er kunnen dus problemen rijzen bij openen van de deur waardoor rook in de andere werkruimten komt of voor het onderhoudspersoneel dat de rookruimtes moet schoonmaken. In dat geval zijn dus maatregelen nodig (cfr. efficiënte afzuiging, keuze van de inplanting, extra scheidings-/tussenruimte, gebruikstijden vs schoonmaaktijden).