Rattenziekten
Een aantal ziekten die verspreid worden door ratten, zijn een bedreiging voor de volksgezondheid en vragen de nodige aandacht bij het gezondheidstoezicht op werknemers. De verspreiding kan op drieërlei manieren plaatsvinden:
- na besmetting door ratten van plaatsen waar mensen komen of waar zich voedsel bevindt voor menselijke consumptie;
- via beten van ratten;
- via beten van vlooien, teken, mijten of luizen die ratten als gastheer hebben.
Enkele voorbeelden van ziekten die door ratten overgebracht worden, zijn: leptospirose, hantavirose, rattenbeetkoorts, tularemie, pest, rickettsiose, pasteurellose, en bepaalde parasitoses. Ratten kunnen dragers of ‘reservoirs’ zijn van een diversiteit aan pathogenen. Ze zijn daarenboven vaak dragers van luizen, vliegen, maden, larven, teken, vlooien en mijten, die ook menselijke pathogenen kunnen overbrengen. De pest en muriene tyfus (veroorzaakt door Rickettsia typhi)worden via vlooien overgedragen. Foodborne ziekten zoals salmonellose, campylobacteriose en yersiniose kunnen ontstaan wanneer voedsel, de keuken, de vloeren of allerlei objecten besmet worden. Leptospirose en hantavirose worden via direct of indirect contact met ratten of hun uitwerpselen verspreid. Bijtwonden van ratten kunnen aanleiding geven tot rattenbeetkoorts, pasteurellose, hantavirose of leptospirose.
Leptospirose, dé rattenziekte
Beschrijving van de ziekte
Leptospirose is een van de belangrijkste ziektes verspreid door ratten. Leptospirose of de ziekte van Weil wordt in de volksmond ‘de rattenziekte’ genoemd. Het is een zoönose (van dieren op mensen overdraagbare ziekte of infectie) die veroorzaakt wordt door een bacterie. Leptospirose werd voor het eerst beschreven door Adolf Weil in 1886; de ernstige vorm van de ziekte kreeg zijn naam. De spiraalvormige bacterie Leptospira interrogans wordt in talrijke subtypes (‘serovars’) onderverdeeld. De bacterie is betrekkelijk kwetsbaar in het leefmilieu en houdt zich beter in stand in warme en vochtige omstandigheden. Wereldwijd is leptospirose de meest voorkomende zoönose. Elk van deze serovars kan bij zijn specifieke ‘gastheer’ problemen veroorzaken of kan zich handhaven in dierlijke ‘reservoirs’ waar ze geen klinische problemen vertonen. Deze dragers scheiden gedurende weken tot zelfs jaren de bacterie in het leefmilieu uit, voornamelijk via de urine. In ons land zijn ratten, woelmuizen en runderen (in volgorde van belang) de drie belangrijkste dierlijke gastheren. Maar ook honden, varkens, paarden, geiten en schapen kunnen dragers zijn.
Besmettingsweg
De belangrijkste besmettingsweg bij de mens is het contact met water dat of een omgeving (modder, klei, vochtige grond) die door urine en uitwerpselen van knaagdieren vervuild is. Dit contact kan plaatsvinden tijdens vrijetijds- of beroepsactiviteiten (zwemmen, jagen, rioolwerkzaamheden, militaire oefeningen, …). Andere gekende besmettingswegen zijn rechtstreeks contact met besmette biologische producten (urine, abortusresten, uitwerpselen, organen, …) en de inname van besmette voedingsmiddelen (vooral niet-behandelde rauwe melk).
Verloop van de ziekte en gevolgen
Een besmette patiënt scheidt de leptospiren (bacterieën die leptospirose veroorzaken) gedurende vier tot zes weken uit in de urine. De tijd tussen de besmetting en het optreden van de klachten kan variëren van twee tot dertig dagen (meestal vijf à vijftien). Ookde ernst van de ziekte kan sterk variëren. Meestal zijn er geen of slechts milde klachten. De milde vormen worden gekenmerkt door griepachtige verschijnselen en worden vaak niet herkend. De symptomen zijn onder andere plotseling optredende (doorgaans hevige) hoofdpijn, koorts, spier- en gewrichtspijnen, overgevoeligheid voor licht, misselijkheid en braken. In ernstige gevallen kan de ziekte leiden tot verstoringen in de lever- en nierfuncties, of treedt er hersenvliesontsteking op. In onze contreien zien we ‘melkerskoorts’, ‘modderkoorts’ en de ziekte van Weil optreden. In het algemeen is melkerskoorts, een infectie met Leptospira hardjo (van het rund), minder ernstig dan een besmetting met de andere leptospiren. Melkerskoorts wordt bijna nooit meer vastgesteld in België.Modderkoorts is een meestal mildere vorm van leptospirose, veroorzaakt door het serovar Grippotyphosa en overgedragen door muizen.
Behandeling
De ziekte van Weil geeft veelal ernstige verschijnselen (geelzucht, bloedingen en nierfalen), die in 20 tot 50% van de gevallen een dodelijke afloop hebben indien de behandeling niet of niet tijdig wordt gestart.Het geleidelijk herstel begint pas na enkele weken.De ziektewordt veroorzaakt door de serovars Icterohaemorrhagiae en Copenhageni, en wordt overgedragen door ratten. Omdat het een bacteriële infectie betreft, moeten antibiotica toegediend worden. Ondersteunende therapie kan noodzakelijk zijn bij nierfalen, lage bloeddruk en (long)bloedingen. Er bestaan geen duidelijke gegevens over de beschermende immuniteit na een natuurlijke infectie. Bescherming door antistoffen is serovarspecifiek. Aangezien er veel serovars voorkomen (> 250) en kruisimmuniteit onduidelijk is, is de immuniteit beperkt.
Stijging van het aantal gevallen
Door mechanisering en verbetering van de werkhygiëne zijn de beroepsrisico’s afgenomen. De stijging van het aantal gevallen staat in rechtstreeks verband met de ontspanningsactiviteiten en de vrijetijdsbesteding (obstacle and mud runs, avontuurlijke vakanties in de tropen met zwemmen, duiken, kanoën, kajakken, vissen, speleologie, …).
Preventie
De preventieve maatregelen zijn afhankelijk van de aard van de dragers (rat, muis, rund), de omgeving, en de besmettingsweg:
- draag rubberen handschoenen en laarzen bij contact met water of grond wanneer er ratten gezien zijn;
- dek wondjes af voordat u in contact komt met aarde en water in de natuur;
- was de handen met water en zeep na contact met aarde of oppervlaktewater;
- laat geen voedsel of afval achter bij zwemplassen of in de tuin;
- werkt u met grond-, riool- of oppervlaktewater? Draag dan tijdens uw werk beschermende kleding. Bescherm uw ogen met een bril, en neus en mond met een masker. Draag rubberen laarzen en gebruik lange handschoenen.
Hantavirose
Hantavirussen zijn een groep van virussen die door knaagdieren overgedragen kunnen worden. Ze komen wereldwijd voor. Er zijn veel verschillende subtypes en subfamilies beschreven binnen de groep van hantavirussen, die elk een specifieke dierlijke gastheer hebben. Knaagdieren zijn dragers en verspreiders van de virussen zonder dat ze er zelf ziek van worden. De ziekte, hantavirose genoemd, is een zoönose die in België vooral voorkomt in het zuiden van het land tussen Samber en Maas, aan de grens met Frankrijk ter hoogte van het massief van de Ardennen. De ziekte maakt een cyclus door, die allicht bepaald wordt door het aantal woelmuizen. Om de drie tot vier jaar wordt deze ziekte dus vaker gemeld, tot 200 gevallen per jaar, vooral bij boswachters, bosarbeiders en jagers.
Besmettingsweg
Mensen worden voornamelijk besmet door het inademen van virusdeeltjes die voorkomen in de aerosolen van urine, uitwerpselen en speeksel van besmette knaagdieren. Deze aerosolen ontstaan onder andere door schoonmaakwerkzaamheden (bv. het opkuisen van muizenkeutels) of het ventileren van een voordien afgesloten ruimte (bv. vakantiehuis, schuur, zolder) waardoor de virusdeeltjes in het stof, opgedroogde uitwerpselen of nestmateriaal opwaaien. Het virus kan nog ongeveer twee weken in leven blijven na de uitscheiding door het knaagdier.
Klachten
De ernst van de klachten kan sterk verschillen. Hantavirose heeft in België twee uitingsvormen:
- een griepachtig beeld met plotse koorts tot 40 °C, hoofdpijn, spierpijn en rugpijn. Soms treedt buikpijn, braken en diarree op;
- nephropathia epidemica (ziekte met nierschade door ontsteking van de nieren). Er worden eiwitten in de urine teruggevonden en meestal is er een verhoogde urineproductie.
De diagnose kan worden gesteld op basis van de symptomen en een laboratoriumonderzoek van het bloed van de patiënt. Er bestaat geen specifieke behandeling en de patiënt geneest meestal vanzelf. Bij ernstige nieraantasting kan dialyse noodzakelijk zijn.
Beroepsrisico’s
De activiteiten waarbij hantavirose kan opgelopen worden, zijn:
- contact met dode of levende knaagdieren en/of excreta (rattenvangen, nestmateriaal behandelen);
- bewerken van besmette tuinaarde of grond (handmatig ploegen, planten);
- militaire oefeningen;
- houtbewerking;
- intensieve arbeid in bossen (houthakken, stronken verplaatsen);
- manipulatie van opgeslagen (brand)hout;
- werken in woningen;
- bouw (renovatie van oude woningen);
- reinigen van kelders, zolders, provisiekamers, (kippen)hokken;
- heropenen van een ruimte die tijdens de winter gesloten was;
- kamperen.
Preventiemaatregelen
De mogelijke preventiemaatregelen zijn:
- verluchten van leegstaande woningen (caravans, hutten, gebouwen, ...) gedurende minimum 30 minuten;
- tijdens opruimen of vernietigen van (woel)muizennesten, het gezicht niet dicht bij deze nesten houden, en het opruimwerk zoveel mogelijk met de rug gekeerd tegen de wind uitvoeren;
- gebruik van een 10% bleekwateroplossing als desinfectiemiddel en minstens 30 minuten laten inwerken;
- dragen van vloeistofdichte lange (wegwerp)handschoenen, een FFP2-stofmasker en een beschermbril;
- verband op huidletsels aanbrengen;
- opdweilen van stof alvorens te borstelen of te stofzuigen, aangezien beide laatstgenoemde activiteiten aerosolen en stofwolken genereren;
- contact met dode knaagdieren tot een minimum herleiden;
- beschermende kledij dragen bij het opruimen van oude nesten en dode knaagdieren;
- verband aanbrengen op huidletsels;
- zorgvuldig omspringen met voedselvoorraden, huisdiervoedsel en etensresten om te vermijden dat knaagdieren gelokt worden;
- plaatsen van mechanische vallen en rodenticide;
- gaten en kieren in woningen dichtmaken.
Rattenbeetkoorts
Rattenbeten worden waarschijnlijk ondergerapporteerd. Tot tien procent van de rattenbeten resulteert in rattenbeetkoorts (RBK). Streptobacillaire RBK ontstaat als een lokaal huidletsel en wordt na drie tot tien dagen abrupt gevolgd door griepachtige symptomen zoals koorts, rillingen, hoofdpijn, braken, gewrichts- en spierpijnen. Spirillaire RBK heeft een langere incubatieperiode, een slechtere wondgenezing en het beeld komt minder vaak voor. De voorkeursbehandeling van RBK is penicilline. De diagnose wordt gemakkelijk gemist.
Conclusies
Ratten- en knaagdierenpopulaties dienen onder controle gehouden te worden (o.a. door knaagdierenbestrijding (rodent control), afschermen van voedselvoorraden). Men moet werkinstructies, hygiëne- en EHBO-richtlijnen opstellen en doorgeven aan werknemers die tijdens het uitoefenen van hun beroep in contact komen met knaagdieren (o.a. laboratoriumpersoneel, rattenvangers, bosarbeiders, rioolwerkers, schoonmaakpersoneel, personeel van dierenzaken). Bij het ontstaan van aerosolen moeten de werknemers ademhalingsbescherming dragen; bij schoonmaakactiviteiten en bij het vastnemen van levende en dode dieren moet men beschermende kleding en handschoenen dragen. De handen moeten regelmatig grondig gewassen worden. Tijdens de werkzaamheden moet contact tussen handen en mond vermeden worden.
Elk letsel veroorzaakt door een rat – bijtwonde of krabletsel – moet goed gereinigd worden. Een goede follow-up van dergelijk letsel, hoe miniem ook, is nodig. Griepachtige syndromen, huiduitslag, lymfeklierzwellingen en gewrichtsklachten die ontstaan na oplopen van het letsel, moeten goed opgevolgd worden. Personen die thuis, professioneel of recreatief, blootgesteld zijn aan ratten, moeten dit aan de behandelende arts meedelen.