Productie van lawaai versus blootstelling
Wie het heeft over geluidsoverlast teweeggebracht door machines, moet rekening houden met twee meeteenheden die richtinggevend zijn: geluidsemissiedruk en geluidsvermogen.
Geluidsemissiedruk
Vooreerst gaat het om het geluidsniveau dat een individu ondergaat. Dit wordt uitgedrukt in dB(A), al dan niet uitgemiddeld over een bepaalde periode zoals een achturige werkdag. Wanneer het gaat om een machine, wordt deze waarde gemeten ter hoogte van de gebruiker of de bedienaar ervan. In de tekst van de machinerichtlijn (richtlijn 2006/42/EG vervangen door de
machineverordening 2023/1230/EU) wordt het geluidsdrukniveau op de werkplek of de bedienpositie aangeduid als de ‘geluidsemissiedruk’.
Geluidsvermogen
Daarnaast is er nog een belangrijke meetparameter, namelijk het ‘geluidsvermogen’. Dit is de capaciteit van een machine om lawaai te produceren. Dat is een heel ander gegeven. Om dit te verduidelijken, maken we de brug naar de verlichtingsproblematiek. Ook daar maakt men een onderscheid tussen de eenheid van lichtsterkte, de ‘candela’, die rechtstreeks verwijst naar het vermogen van de bron, en de verlichtingssterkte die uitgedrukt wordt in ‘lux’ en een maat is voor het lichtniveau ter hoogte van de werkplek (bv. het oppervlak van een bureau in een kantooromgeving).
Eenheden
Voor verlichting heeft de wetenschappelijke wereld beide eenheden (candela en lux) een afzonderlijke naam gegeven, maar voor geluid gebruikt men zowel voor de blootstelling aan lawaai als voor de definitie van het geluidsvermogen ‘decibel’ als eenheid. De wiskundige definitie voor deze laatste meeteenheid ziet er anders uit dan de dB(A) die we hanteren als norm voor de blootstelling aan lawaai, maar het zorgt wel vaak voor verwarring. Want net zoals dit met verlichting het geval is, bestaat er slechts een indirecte relatie tussen het geluidsvermogen van de machine en het geluidsniveau ervaren door de bedienaar en de omstaanders. Dit laagste hangt immers af van de afstand tot de bron en de eventuele tussenliggende obstakels, en van de geluidsabsorberende kenmerken van de omgeving.
In de vrije ruimte kan het verband tussen het vermogensniveau en de plaatselijke geluidsdruk (LpA) weergegeven worden als volgt: LpA = LWA – 8 – 20 x log d (LWA = geluidsvermogenniveau, capaciteit van machines om geluid te verwekken). Dit komt erop neer dat gereedschap met een geluidsvermogen van 100 dB op tien meter afstand een geluidsdruk van 70 dB(A) veroorzaakt: wanneer de LWA lager ligt, heeft dat natuurlijk een effect hebben: een geluidsvermogen van 90 dB geeft op dezelfde tien meter afstand een geluidsdruk van 60 dB(A). Uit de formule volgt eveneens dat bij elke verdubbeling van de afstand het plaatselijke lawaainiveau met ongeveer 5 dB(A) afneemt.
Europese regelgeving 'op de markt brengen machines'
Het ontwerp en het op de markt brengen van machines wordt geregeld door Europese regelgeving (CE-markering) m.n. de machinerichtlijn 2006/42/EG (omgezet door het KB van 12 augustus 2008 betreffende het op de markt brengen van machines. De machinerichtlijn is in 2023 vervangen door de machineverordening die onmiddellijk van toepassing is in de EU-lidstaten. Verordening 2023/1230/EU is van toepassing vanaf 14 januari 2027. Op dat moment wordt de machinerichtlijn ook ingetrokken.
Voor machines die bestemd zijn om te worden gebruikt in de openlucht, zoals torenkranen, grasmaaiers en werfmachines is er bijkomend een specifieke richtlijn over geluidsemissienormen, meer bepaald
Richtlijn 2000/14/EG betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis. Het gaat hier niet zozeer om de bescherming van werknemers maar wel om het beperken van de lawaaioverlast in de wijdere omgeving. Deze richtlijn legt bovengrenzen op, uitgedrukt als maximaal aanvaardbaar vermogen, in termen van L
WA. Deze waarde moet via een sticker, waarvan de vormgeving uniform wordt opgelegd voor alle lidstaten, op de machine worden medegedeeld.
Meting
Het opmeten van het geluidsvermogen vergt beroepskennis en wordt doorgaans door de constructeur uitbesteed aan externe specialisten. De meetresultaten kunnen specifiek van toepassing zijn op één bepaalde machine, maar worden bij serieproducten doorgaans uitgevoerd op een prototype dat representatief is voor de te fabriceren machine. Belangrijk is hier dat de bedrijfsomstandigheden van de machine tijdens de metingen worden beschreven, alsmede de internationale normen volgens dewelke de metingen werden uitgevoerd (met name de ISO 3740 tot en met 3747). Wanneer het over zeer grote machines gaat (zoals een torenkraan, een extrusiemachine of een offsetdrukpers), worden suggesties gegeven voor aangepaste meetmethodieken, waarbij de onzekerheidsfactoren in verband met deze waarden worden gespecificeerd (ook hiervoor bestaat een norm, nl. de ISO 4871).
Machines in binnenwerkplekken
De verplichting tot het opgeven van het geluidsvermogen (met een sticker) geldt, zoals reeds aangegeven, in eerste instantie alleen voor machines bestemd voor de openlucht. Maar de lijst uit Richtlijn 2000/14 bevat ook machines die soms binnenshuis opgesteld worden, zoals compressoren, vorkheftrucks, houtversnipperaars of waterpompen.
De machinerichtlijn (en ook de machineverordening) legt elke constructeur of importeur binnen de EU op om bij elke machine de nodige documenten te leveren, zoals een gebruiksaanwijzing, een uitgebreid technisch dossier en een attest van conformiteit met de geldende EN-normen. De teksten stellen duidelijk dat, als de machine minder dan 70 dB(A) op de werkplek produceert, dit in de gebruiksaanwijzing moet worden vermeld. Wanneer dit niveau hoger ligt, of in het geval van impactlawaai de maximale waarde van 130 dB(C) overstijgt, moet de A-gewogen geluidsemissiedruk op de werkplek(ken) worden vermeld in zowel de gebruiksaanwijzing als het technisch dossier. Op het vlak van de na te leven meetprocedure werden gedetailleerde afspraken gemaakt, die wereldwijd werden vastgelegd in de ISO-normen 11200 tot 11204 en ook moeten opgegeven worden in de teksten.
Meting
Ondanks de reeks normen gaat het hier om vrij eenvoudige metingen die met een klassieke sonometer worden opgemeten en worden uitgedrukt in dB(A), of in dB(C) wanneer het gaat om impactlawaai. Wanneer de werkplek(ken) niet kan (kunnen) worden bepaald, moet de meting van het A-gewogen geluidsdrukniveau worden verricht op één meter van het machineoppervlak en op een hoogte van 1,60 meter boven het grondvlak of het toegangsplatform.
Maar indien het niveau van de A-gewogen geluidsemissiedruk op de werkplekken hoger ligt dan 80 dB(A), moet ook het A-gewogen geluidsvermogen dat door de machine of het verwante product wordt geproduceerd, worden opgegeven. Op deze wijze is voor dit soort toestellen dan ook nadere informatie bekend over het te verwachten lawaainiveau.
Volg de preventiehiërarchie
De metingen die peilen naar het ervaren lawaainiveau op de werkplek of in de omgeving van de machine, geven de preventieadviseur het meeste houvast. Zij bepalen immers de mate van hinder die de omstaanders zullen ervaren, en geven een indicatie over de te nemen beschermingsmaatregelen, waarbij het dragen van individuele gehoorbescherming moet beschouwd worden als een laatste maatregel wanneer structurele oplossingen niet mogelijk zijn.
Het nut van de LWA is minder duidelijk voor de modale preventieadviseur. Deze waarde kan alvast helpen bij de uiteindelijke keuze van het type machine: een onderneming geeft het best de voorkeur aan een type dat het laagste niveau van geluidsvermogen vertoont.